“Of ik nog kwam kijken naar de Europa League-finale tussen Olympique Marseille en Atlético Madrid”, vroeg de kroegbazin me gisterenmiddag toen ik even binnenwipte voor een aperitiefje. Leek mee geen goed plan. Ik bedoel, dat hád ik al eens gedaan, zo’n voetbalwedstrijd meebeleven, in m’n vorige dorp.
Ik keek mee toen Frankrijk in 1998 wereldkampioen werd door Brazilië in de finale met 3-0 voor schut te zetten. Ik gaf hier en daar een feliciterende hand en zei geen nee tegen de bubbeltjes die werden uitgereikt. Echt betrokken voelde ik me niet, het ‘on a gangé’ zong ik niet mee. Maar twee jaar later wél, zij het nog aarzelend. We zagen met z’n allen Frankrijk Europees kampioen worden via 2-1 in de finale tegen Italië. De ‘golden goal’ in de verlenging kwam van David Trèzèguet. In het café werd de zinderende spanning onophoudelijk afgeblust met Kronenbourg, rosé, en whisky voor de harde kern. Aan het begin van de match had ik me nog neutraal opgesteld. Dat de beste ploeg maar zou winnen. Toen het op verlengen aankwam, hoopte ik op de Fransen. Vooral met het oog op het dan onvermijdelijke dorpsfeest met zang & dans in de Grand’ Rue en nog meer alcoholische versnaperingen. Nou, dat kwam er, midden op de doorgaande weg die langs de kroeg liep. Elke vermetele automobilist die dacht ‘er toch nog wel langs te kunnen’ al was het maar stapvoets, werd onder het luidkeels gejoelde ‘on à gagné’ met voertuig en al zodanig door elkaar geschud dat je de schokbrekers kon horen kraken. Ver na middernacht hief ik volgens betrouwbare bronnen ook zelf het ‘on a gagné’ aan.
Maar toen in 2006 in de WK-finale tegen alweer Italië, Zinedine Zidane z’n legendarische kopstoot uitdeelde en met rood van het veld moest, was ik in het café de eenzame enige die oordeelde dat Frankrijk terecht had verloren. Dit kwam mijn positie in de gemeenschap niet ten goede.
Inmiddels woon ik alweer een paar jaar in een ander dorp, en het getuigt vast van inburgeringszin als ik ook hier aan de gezamenlijke voetbalgekte deelneem.
Het probleem is, dat hier iedereen voor Olympique is. Ik normaal gesproken ook, maar in dit geval lag m’n sympathie toch meer bij Atlético. Betere spelers, en bovendien heb ik een zwak voor trainer Diego Simeone, die een schorsing aan z’n broek kreeg wegens grote mond tegen de scheidsrechter (hij zou hem hoerenzoon genoemd hebben) en dus de finale vanaf ergens hoog op de tribune moest bekijken. Nou ja, bekijken, de Argentijn sprong en rende heen en weer als ‘een bossie vlooien’, om het maar even op z’n Rotterdams te zeggen. En ja, dat vind ik leuk. Terwijl ik Rudi Garcia van OM maar een saaie boekhouder vind, en ook dat Olympique eigenlijk niet in die finale thuishoorde. Ik kreeg meteen bij de aftrap al gelijk: de bal verdween de tribune in. De hele eerste helft ging het nog aardig met OM, maar je moet natuurlijk geen opgelegde kansen missen. In de hele tweede periode stond de Marseillaise nederlaag vast.
Punaise, wat was ik blij dat ik de woede en het verdriet in een kroeg boordevol OM-supporters niet hoefde te delen. OM afgedroogd. Ik ken mezelf, ik had m’n mond in dat tranendal vast niet kunnen houden. En voor je het weet roep je dan “kom op jongens, dat Atletico heeft volkomen terecht gewonnen.” Het zou me behoorlijk wat ‘dorpspunten’ gekost hebben. Dus als ik morgen of zo, weer een aperitiefje ga drinken zal ik het – echt, heus – nergens meer over hebben, ik kijk wel link uit. Ik wil hier graag nog een tijdje blijven wonen.
Dit bericht delen op: