Er valt wat te vieren: de Citroën 2CV (Lelijke Eend) bestaat dit jaar 70 jaar. Dat rechtvaardigt een feest, met champagne en al. Want die 2CV is volgens mij qua idee een stuk briljanter dan bijvoorbeeld de Concorde of de TGV; ik vind die Deux Chevaux zo ongeveer het toppunt van Franse brille en innovatie. Als je als Citroën -nog voor de Duitsers op het idee kwamen- bedenkt dat er een extreem betaalbare volkswagen moet komen, waarmee je op de altijd (en nog vaak) zwaar gehavende weggetjes en paadjes van het platteland ook schadevrij eieren kunt vervoeren en dat lukt, dan ben je als autobouwer een Nobelprijs waard. Essentieel binnen het ‘concept’ was trouwens ook dat je beschaafd met een hoed op achter het stuur moest kunnen zitten. Dat uit duizenden te herkennen geluid van het geringe motortje, die doordachte klapraampjes, dat nooit overtroffen veercomfort. Deze ‘poor men’s cabrio’ was technisch superieur en uiteindelijk onverbeterlijk. Je moest destijds wel heel dom zijn als je in Zuid-Frankrijk voor een andere vierwieler koos. Nou ja, dat concurrerende R4-tje van Renault had ook wel wat, maar voor innovatieve techniek moest je bij André Citroen zijn, een ingenieur uit een Amsterdamse familie. Ondernemer In Parijs, waar Citroen veranderd werd in Citroën, klonk Franser.
Ik heb heel lang ‘Eend’ gereden en er heel wat avonturen mee beleefd. Dat begon al toen ik naar de Provence verkaste en besloot mijn 2CV mee te verhuizen. In Holland was het een bijwagentje, maar in Zuid-Frankrijk zou ’ie ‘hoofdauto’ zijn. Het werd een zeventien uur durende monsterrit met alleen maar regen en een kapotte verwarming zodat de raampjes permanent beslagen bleven, hoe je ook veegde. Maar eenmaal hier kon het dak open, de zijraampjes opgeklapt: het ultieme Zuid-Frankrijkgevoel.
Al de eerste winter bewees ‘la Deuche’ haar superieuriteit door probleemloos langs het beijzelde heuvelachtige weggetje naar het dorp te tuffen. Daar waar de ‘echte’ auto’s van de buren het meteen bij de tuinpoort al voor gezien hielden, klom mijn Eend probleemloos door zodat ik als een soort boodschappenservice avant la lettre voor de bevoorrading kon zorgen.
Ik kon er dus ook niet tegen als mijn 2CV niet serieus genomen werd. Zoals bij Le Moulin de Mougins, toen nog bestierd door de helaas overleden Roger Vergé, de met Michelinsterren behangen uitvinder van de ‘cuisine du soleil’. Een zakenlunch, ik was met iemand meegereden omdat de tijd drong en de echtgenoot vertraging opliep. Tegen het einde van de maaltijd kwam hij oververhit en slordig in het pak, met krakende Eend tot stilstand voor het restaurant. Waar de Mercedessen, de Ferrari’s en de Rolls-Royces net aan de terugtocht begonnen. De ‘voiturier’ dirigeerde Eend & echtgenoot minzaam achterom, naar de leveranciersingang. Via de keuken hijgde hij uiteindelijk de eetzaal binnen.
En nu we het toch over Rolls-Royces hebben, ergens eind vorige eeuw ging ik na een nogal turbulente vlucht in de parkeergarage van het vliegveld van Nice op zoek naar mijn Deux Chevaux. Helaas was die ondergrondse garage tijdens mijn afwezigheid ondergelopen vanwege de buiten haar oevers getreden rivier Le Var die langs het vliegveld stroomt. Het meeste water was inmiddels wel weg, met achterlating van een ferme kluit bij elkaar gedreven automobielen en een dikke laag modder. Ik vond mijn voiture baggerbruin terug naast een van oorsprong roze Rolls Royce Silver Shadow. Geen schade zo te zien, er zat nog een kiertje ruimte tussen de bolides, maar instappen en wegrijden behoorde niet echt tot de mogelijkheden. Ik overwoog door het dak m’n gave 2CV in te klimmen, met een beetje slippen en draaien kwam ik hier wel weg. De motorkap van die imposante Rolls kon ik best als opstapje gebruiken.
“ I would not do that, if I where you”, hoorde ik achter me.
Daar stond ie. Roger James Bond Moore in eigen persoon. Oké, tikkie op leeftijd en niet meer helemáál de adonis van toen, maar ’t was toch even slikken.
“Your car sir?” bloosde ik roze.
“All the incredible pink beauty off it, yes!” Er schoot een wenkbrauw omhoog, gelukkig knipoogde hij erbij. De hulpdienst bleek al gebeld, mijn ‘Deuche’ werd in de takels genomen, waarna de peperdure Rolls voorzichtig werd weg gemanoeuvreerd. Ik wuifde Bond na en opende het deurtje van m’n Eend, het baggerwater golfde over mijn schoenen. ‘Waar is 007 als je ‘m nodig hebt?’, foeterde ik. Nou ja, hij had me in elk geval nog een handkus toegeworpen.
Nog een nat pak liep ik op tijdens een onverwachte plensbui toen het roldakje niet meer dicht wilde na een tussenstop vanwege het adembenemend fraaie uitzicht ergens ter hoogte van de Gorges du Verdon. Dat was minder. Maar het dak viel te repareren, de kosten waren te verwaarlozen. Kom daar maar eens om bij een ‘serieuze cabrio’, dacht ik toen.
Helaas, een paar jaar later moest het dakje het opnieuw ontgelden. De Eend – geparkeerd in een schuurtje naast het huis – bleek te zijn opengebroken terwijl we een paar meter verderop lagen te slapen. Niks gemerkt, het was dan ook een schuurtje van niks met een wrakkig deurtje met meer hang- dan sluitwerk. Woest was ik, toen de volgende ochtend de vandaaldaad aan het licht kwam. Dat je een aftandse autoradio uit een Eend-op-leeftijd rukt en daarmee flink wat schade aanricht, vond ik al onverteerbaar. Het ding zat met twee (2!) minuscule snoerstekkertjes en een lullig beugeltje vast; die had je zó kunnen loskoppelen. Maar dat ook nog eens het hele dak aan flarden was gesneden terwijl alle portierdeurtjes van het slot waren, maakte me ziedend. Het medeleven en de goede adviezen in de dorpskroeg hielp ook al niet. Ik moest me bewapenen: een geweer, een pistool, een mes (liefst met bloedgleuf) kopen. Dàt zou ze leren, dat geteisem!
Ik heb het maar bij een nieuw dakje gehouden. Al ben ik me rot geschrokken van de prijs. M’n bejaarde Eend was inmiddels een ‘voiture de collection’ geworden, ‘classée classique’. Een oldtimer zeg maar. Onderdelen waren ineens amper meer te betalen.
Toch heb ik mijn klassieker zo goed als ‘op’ gereden. Driehonderdduizend kilometer met een tweecilinder, wie doet het ‘m na? Maar uiteindelijk kon ie echt niet meer. En heb ik mijn Deuche ingeruild voor een auto die nog wel de snelweg op kon. Stom stom stom!
Een béétje Eend is inmiddels goud waard, je betaalt er zó € 7.000 à € 9.000 voor. Onlangs zag ik zelfs een 2CV 6 Spécial uit 1990 voor € 18.900 op ‘le bon coin’ staan. Maar dat is het niet eens, waardoor ik denk dan ik mijn grootste fout ooit gemaakt heb. Ik mis ‘m. Zo simpel is het.
Dit bericht delen op:
Top auto !!
Absoluut!
Ik heb het plan om er ooit nog eentje te kopen en er hier de Morvan mee onveilig te maken. Maar of het er inderdaad vsn komt….
Ga maar vast sparen dan…
Dat is het probleem niet, maar moet wel een stalling vinden. En eigenlijk eigenlijk heb ik nog liever zo’n oude Méhari.
In dat geval: ga maar vast zoeken dan ;-]
Ach de deux deuche!
Ooit reed ik in die van mijn broer , we wisselden van auto leek mij spannend de 2cv, en had ik na 5x schakelen de versnellingspook in mijn hand. Al zwaaiend uit het open dak met dat ding kon ik zijn aandacht op mij vestigen , hij reed voor mij.
Uiteraard was dat nog nooit gebeurd…
Lang geleden.
Nooit weer in een Citroën gereden tot ruim 2 jaar geleden …ik een prachtige nieuwe! ds3 cabrio kreeg .. wouw
Leve de Citroën !!
Hoe kreeg je dat in hemelsnaam voor elkaar? Zeker ‘verkeerd om’geschakeld?
Prachtig verhaal. Elk afscheid is het begin van een mooie herinnering.
Da’s ook weer waar Ferry. Ik koester deze in elk geval.
Geweldig verhaal. Bedankt. Mijn 2cv wordt nu klaar gemaakt voor de volgende 30 jaar. En ze is nu al 48 jaar oud
Ja ja, maak me maar lekker…
In 1974 met mijn 2cv 4 naar zuid frankrijk. mijn eerste buitenlandse reis. Ik was 18. Ik begreep tijdens de heenreis maar niet waarom die franse eenden rijders hun dak dicht hielden. Ik reed lekker met open dak in de zon. Tot ik de de volgende dag die grote blaren op mijn schouders voelde begreep ik het eindelijk. Nu woon ik in frankrijk en wie weet, koop ik nog eens weer een eend.
Maar dan wel met het dak dicht rijden, en de klapraampjes open natuurlijk. ;-]